samedi, février 15, 2025

De Mijnen / Les mines


Ik ben geboren in een mijnstreek in Frankrijk. Nee, ik ben niet geboren in de Creuse, maar in Valenciennes, in Noord-Frankrijk. Ook in Nederland speelde mijnbouw een belangrijke rol, vandaar dat dit onderwerp op deze blog een plek verdient.

Toen ik deze week een Franse tv-film keek, besefte ik hoe belangrijk deze sector is voor de regio Hauts-de-France. Deze nieuwe naam voor de regio lijkt mij nog steeds vreemd... Voor mij blijft het vooral Nord-Pas-de-Calais. De mijnen zijn wel overal in Frankrijk aanwezig. Hier is een kaart met hun locaties.

Het landschap van Raismes, waar ik een tijdje met mijn ouders heb gewoond, draagt ​​nog steeds de sporen van dit mijnverleden. Ik kan me nog herinneren dat ik als majorette voor de fanfare stond in de straten van de mijnwerkersdorpjes. De ‘corons’, deze typische arbeiderswoningen, vormden emblematische wijken van het mijnbouwurbanisme. Een goed voorbeeld is de wijk Sabatier. Deze identieke huizen, die langs de wegen of rond binnenplaatsen stonden, stonden vaak als rijtjeshuizen. Ze hadden allemaal een tuintje, waarin ze groenten verbouwden en een paar kippen hielden. Sommige mijnstadjes boden echter vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen aan, die allemaal eigendom waren van de kolenbedrijven.

Ik herinner mij ook de "cross" (een crosscountryrace) in de herfst, door het bos, bij de "terrils" (steenbergen) en de vijvers, die zo kenmerkend zijn voor mijnbouw landschappen. De lucht was fris en vochtig en de geur van de natuur was overal aanwezig: die van paddenstoelen, natte bladeren, bomen vol vochtigheid...

De mijn was ook een moeilijke sociale realiteit. Ik herinner mij de moeilijkheden van de families van sommige vrienden en vriendinnen, zonen en dochters van mijnwerkers. De sluiting van de mijnen bracht hen in de problemen. En dan waren er nog de verhalen van de vorige generatie, over ongelukken met mijngas, ziektes als silicose en zware werkomstandigheden op dieptes van 330 meter tot 1,2 kilometer onder de grond.

Ik herinner me ook de cafés, waar het vanaf de ochtend, wanneer de nachtarbeiders vertrokken, erg druk was. We speelden er tafelvoetbal en flipperkast en wij, de kinderen, kwamen voor een paar centen snoep kopen.

De verhalen van de mijnwerkers in Noord-Frankrijk zijn zeer goed beschreven door auteurs als Émile Morel, Émile Zola en Hector Malot. Deze schrijvers hebben een aantal prachtige pagina's gewijd aan die bijzondere omgeving.




Je suis née dans une région minière de France. Non, je ne suis pas née en Creuse, mais à Valenciennes, dans le Nord de la France. Les mines ont aussi joué un rôle important aux Pays-Bas, ce qui fait que ce sujet a toute sa place sur ce blog.


En regardant un téléfilm français cette semaine, je me suis rendu compte à quel point cette industrie était essentielle pour la région des Hauts-de-France. Ce nouveau nom de région me semble d’ailleurs toujours étrange... Pour moi, cela reste avant tout le Nord-Pas-de-Calais. Pourtant, l’exploitation minière était largement répandues en France. Voici une carte de leurs emplacements.


Le paysage de Raismes, où j’ai vécu un certain temps avec mes parents, porte encore aujourd’hui les traces de cette histoire minière. Je me souviens avoir fait la majorette devant la fanfare dans les rues bordées de corons. Les corons, ces habitations ouvrières typiques, formaient des quartiers emblématiques de l’urbanisme minier. Le quartier Sabatier en est un bon exemple. Ces maisons identiques, alignées le long des routes ou regroupées autour de cours, étaient souvent mitoyennes. Elles possédaient toutes un petit jardin, qui servait aussi bien à cultiver des légumes qu'à élever quelques poules. Cependant, certaines cités minières proposaient des habitations individuelles ou jumelées, appartenant toutes aux compagnies houillères. 


Je me rappelle aussi les courses de cross en automne, dans la forêt, près des terrils et des mares, ces paysages si caractéristiques des régions minières. L’air était frais et humide, et l’odeur de la nature envahissait tout : celle des champignons, des feuilles mouillées, des arbres chargés d’humidité...


La mine était aussi une réalité sociale difficile. Je me souviens des difficultés économiques des familles de certains copains et copines, fils et filles de mineurs. La fermeture des mines les plongeait dans la difficutée. Et puis, il y avait les récits de la génération précédente, qui parlait des accidents de grisou, des maladies comme la silicose, et des conditions de travail éprouvantes, à des profondeurs allant de 330 mètres à 1,2 km sous terre.


Je me souviens aussi des cafés, animés dès le matin à la sortie des travailleurs de nuit. On y jouait au baby-foot et au flipper, et nous, les enfants, on venait y acheter des bonbons avec quelque centimes.

Les histoires des mineurs du Nord de la France ont été tres bien décrites par des auteurs comme Émile Morel, Émile Zola ou Hector Malot. Ces grands écrivains ont consacré de très belles pages à cet univers si particulier.

Plus d'info sur les corons

Plus d'infos sur les mines en France 


jeudi, février 06, 2025

Elfstedentocht / Tour des onze villes

Aux Pays-Bas, le patinage de vitesse est une véritable institution. Chaque hiver, les passionnés se rassemblent pour suivre ces courses où deux patineurs s’affrontent sur une piste de 400 mètres. Pour un œil non initié, cela peut sembler répétitif, mais pour les Néerlandais, c’est un art. Et quand la glace naturelle se forme, une épreuve légendaire refait parler d’elle : l’Elfstedentocht.

Comme on peut le remarquer sur les peintures classiques des maîtres hollandais, le patinage est très populaire depuis longtemps aux Pays-Bas. Au Moyen Âge, on patine sur les canaux reliant les villes. Dans les Descriptions historiques de la Frise de 1749, J.H. Knoop rapportait déjà que « de bons patineurs ont traversé et vu toutes les onze villes de la Frise un jour d'hiver ». Il n’est donc pas surprenant d’entendre parler du Tour des Onze Villes.

L’Elfstedentocht était déjà une tradition frisonne quand, en 1890, Pim Mulier conçut l'idée d'une course organisée, qui se tint pour la première fois en 1909. Après cette course, une association, la Vereniging De Friesche Elf Steden, fut créée pour en assurer l'organisation. Dans les Descriptions historiques de la Frise de 1749, J.H. Knoop rapportait déjà que « de bons patineurs ont traversé et vu toutes les onze villes de la Frise un jour d'hiver ».

Cette course mythique est une grande boucle de près de 200 km sur les canaux et rivières de la Frise (Friesland). Elle ne peut avoir lieu que lorsque l'hiver est assez froid pour que la glace atteigne une épaisseur d’au moins 15 cm. Les conditions météorologiques jouent donc un rôle essentiel dans cet événement. Depuis sa création, la course n'a été disputée que 15 fois en 116 ans. Trois éditions ont eu lieu par temps de dégel (> 0 °C), quatre sous un gel léger (~ 0 °C), trois sous un gel modéré et cinq lors d’un gel intense (< −10 °C). La course la plus redoutable fut celle du 18 janvier 1963 : avec une température de −18 °C au départ et plus de 20 cm de neige tombés sur la Frise les jours précédents, seuls 1 % des participants parvinrent à terminer l’épreuve, une violente tempête de neige s’étant déclenchée en fin de journée.

Il semblerait que les conditions aient été réunies en février 2021, mais en raison des mesures sanitaires, l’Association dut renoncer à l’organisation de la course.

Comme les hivers deviennent plus doux, une alternative à vélo a été créée pour perpétuer cette course mythique.








In Nederland is het schaatsen een echt instituut. Elke winter kijken liefhebbers  deze wedstrijden, waarbij twee schaatsers het tegen elkaar opnemen op een baan van 400 meter. Voor het ongeoefende oog lijkt het eentonig, maar voor Nederlanders is het een kunst. En als er natuurijs ontstaat, komt een legendarisch evenement weer in de schijnwerpers te staan: de Elfstedentocht.

Zoals blijkt uit de klassieke schilderijen van Hollandse meesters, is schaatsen al lange tijd erg populair in Nederland. In de middeleeuwen schaatste men op de kanalen die de steden met elkaar verbonden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er over de Elfstedentocht wordt gesproken. In 1749 de ‘Historische beschrijvingen van Friesland’ maakt J.H. Knoop melding ‘dat goede Schaatse-ryders op een winterse dag alle XI-steden van Friesland doorgereden en gezien hebben’.

De Elfstedentocht was al een Friese traditie toen Pim Mulier in 1890 het idee opvatte van een georganiseerde wedstrijd, die in 1909 voor het eerst werd gehouden. Na deze wedstrijd werd een vereniging opgericht, de Vereniging De Friesche Elf Steden, die de tocht ging organiseren. 

Deze legendarische race is een grote ronde van bijna 200 km over de kanalen en rivieren van Friesland. Dit kan alleen gebeuren als de winter zo koud is dat het ijs een dikte van minimaal 15 cm bereikt. De weersomstandigheden spelen daarom een ​​belangrijke rol bij dit evenement. Sinds de oprichting is de race in 116 jaar slechts 15 keer gehouden. Drie edities vonden plaats tijdens dooi (> 0 °C), vier tijdens lichte vorst (~ 0 °C), drie tijdens matige vorst en vijf tijdens strenge vorst (< −10 °C). De meest angstaanjagende race vond plaats op 18 januari 1963: bij een temperatuur van -18°C bij de start en in de voorgaande dagen was er in Friesland meer dan 20 cm sneeuw gevallen. Slechts 1% van de deelnemers wist de finish te bereiken. Aan het einde van de dag brak er een hevige sneeuwstorm uit.

Het lijkt erop dat in februari 2021 aan de voorwaarden was voldaan, maar vanwege gezondheidsmaatregelen moest de vereniging de organisatie van de race opgeven.

Nu de winters milder worden, is er een fietsalternatief gecreëerd om deze legendarische race voort te zetten.


lundi, janvier 27, 2025

Une journée au musée - Een dagje museum

Que vous évoque le mot Dacia ?
Lorsque l’on tape ce nom dans Google, les résultats de la première page ne parlent que de la célèbre voiture roumaine, liée à Renault. Mais bien sûr, mon blog ne va pas parler automobile… désolé messieurs.

Au IIᵉ siècle avant J.-C., les Daces, habitants de la Dacie (correspondant à une grande partie de l’actuelle Roumanie), vivaient dans une région stratégique, au carrefour de la steppe eurasienne, du monde méditerranéen et de l’Europe centrale. Cette position géographique leur a permis de bénéficier des influences culturelles des Grecs, des Celtes, des Thraces, des Scythes et des Perses. Convoitée par les Romains, la Dacie fut finalement conquise en 106 après J.-C., après deux batailles acharnées.
L’exposition "Dacia – Empire d’Or et d’Argent" met en lumière l’identité des Daces et leurs trésors en or et en argent, datant d’avant cette conquête. La Dacie, riche en ressources naturelles, notamment en or, maîtrisait l’artisanat des métaux précieux. Ces objets étaient souvent destinés à des rituels religieux ou à des offrandes sacrées, comme les célèbres bracelets en or massif de Sarmizegetusa, ancienne capitale dace.
Plus de 500 objets d’exception, provenant de 15 musées roumains, témoignent de ce patrimoine rarement exposé au public. Cette exposition se tenait jusqu’au 26 janvier 2025 au Drents Museum à Assen.

Nous avions prévu un week-end dans cette charmante région que j’ai déjà évoquée sur ce blog.

Samedi matin, après un trajet d’un peu moins de deux heures, nous étions prêts à découvrir l’exposition archéologique tant attendue. Mais à notre arrivée devant le musée, une scène inhabituelle nous a arrêtés : des journalistes étaient rassemblés et des policiers surveillaient les lieux. Intrigués, nous nous sommes approchés, mais la mauvaise nouvelle est vite tombée : le musée était fermé pour le week-end à cause d’un incident survenu dans la nuit. 

Que s’était-il passé ? Vers 3h45, une explosion a été signalée. Trois bracelets royaux et le casque en or de Cotofenesti, pièce emblématique datant de 450 av. J.-C., ont été volés.
L’explosion a causé d’importants dégâts au musée, qui restera fermé pour une durée indéterminée. Adieu à notre belle journée au musée.  Un véhicule suspect, incendié dans la nuit, semble lié à l’affaire. Les voleurs auraient changé de voiture, et celle abandonnée a été retrouvée près du village où nous logions.

Cet événement m'interroge. Assen, une petite ville de province, était-elle le lieu idéal pour accueillir ces trésors ? Les mesures de sécurité étaient-elles suffisantes ? Le casque de Cotofenesti, véritable joyau du patrimoine roumain, est si précieux qu’Interpol a été mobilisé, méritait-il plus de protection? Les voleurs, qui n’ont pris que quatre pièces parmi toutes celles exposées, avaient-ils un commanditaire ?

Ce vol interpelle sur la protection des musées de province et des trésors qu’ils abritent. En attendant les résultats de l’enquête, nous espérons que ces objets uniques retrouveront rapidement leur place. Ce week-end, prévu comme une parenthèse culturelle, restera gravé dans ma mémoire pour des raisons bien différentes.




Wat betekent het woord Dacia voor jou?
Wanneer je deze naam typt in Google, verschijnen op de eerste pagina alleen resultaten over de beroemde Roemeense auto, gelinkt aan Renault. Maar mijn blog gaat natuurlijk niet over auto's... sorry heren.

In de 2e eeuw voor Christus verbleven de Daciërs, inwoners van Dacië (een groot deel van het huidige Roemenië), in een strategisch gebied, op het kruispunt van de Euraziatische steppe, het Middellandse Zeegebied in Centraal-Europa. Dankzij deze geografische ligging konden ze profiteren van de culturele invloeden van de Grieken, Kelten, Thraciërs, Scythen en Perzen. Dacië was een gewilde staat voor de Romeinen en werd uiteindelijk in 106 na Christus veroverd, na twee hevige veldslagen.
De tentoonstelling "Dacia - Rijk van Goud en Zilver" belicht de identiteit van de Daciërs en hun goud- en zilverschatten, die dateren van vóór deze verovering. Dacia, rijk aan natuurlijke grondstoffen, met name goud, beheerste de bewerking van edelmetalen. Deze voorwerpen waren vaak bedoeld voor religieuze rituelen of heilige offers, zoals de beroemde armbanden van massief goud uit Sarmizegetusa, de oude stad van de Daciërs.
Meer dan 500 uitzonderlijke objecten uit 15 Roemeense musea getuigen van dit erfgoed dat zelden aan het publiek wordt getoond. Deze tentoonstelling was tot en met 26 januari 2025 te zien in het Drents Museum in Assen.

Wij hadden een weekend gepland in deze charmante streek, die ik al eerder op deze blog heb genoemd.

Zaterdagmorgen, na een rit van iets minder dan twee uur, waren we klaar om de langverwachte archeologische tentoonstelling te ontdekken. Maar bij onze aankomst bij het museum werden we verrast door een ongebruikelijke situatie: er waren journalisten verzameld en politieagenten bewaakten het terrein. Geïntrigeerd gingen we ernaartoe, maar al snel kregen we het slechte nieuws: het museum was vanwege een incident dat 's nachts had plaatsgevonden, voor het weekend gesloten.

Wat was er gebeurd? Rond 3.45 uur s' nachts werd een explosie gemeld. Drie koninklijke armbanden en de gouden helm van Cotofenesti, een emblematisch stuk dat dateert uit 450 v. Chr. , werden gestolen.
Door de explosie is er aanzienlijke schade aan het museum ontstaan. dat voor het weekend  gesloten blijft. Tot ziens: mooie dag in het museum! Een verdacht voertuig, dat 's nachts in brand werd gestoken, lijkt met de zaak te maken te hebben. De dieven zouden van auto zijn gewisseld, en het achtergelaten voertuig werd teruggevonden in de buurt van het dorp waar we verbleven.

Deze gebeurtenis roept bij mij vragen op. Was Assen, een klein provinciestadje, de ideale plek om deze schatten te tentoonstellen? Waren de veiligheidsmaatregelen voldoende? De Cotofenesti-helm, een waar juweel van het Roemeense erfgoed, is zo kostbaar dat Interpol werd gemobiliseerd. Verdiende deze helm meer bescherming? Hadden de dieven, die slechts vier van de tentoongestelde stukken meenamen, een opdrachtgever?

Deze diefstal zet aan tot nadenken over de veiligheid van provinciale musea en de schatten die zij herbergen. Terwijl we de resultaten van het onderzoek afwachten, hopen we dat deze unieke objecten snel weer hun plek vinden. Dit weekend, gepland als een cultureel intermezzo, zal om heel andere redenen in mijn geheugen gegrift staan.

jeudi, janvier 09, 2025

Le chaos des Pierres Jaumâtres


Deze plek is zowel vreemd als opmerkelijk. Enorme stenen liggen verspreid over de berg Barlot. Deze stenen zijn er altijd geweest. Dit zijn geen megalieten of menhirs uit de oudheid. Hier is het erosie – regen, sneeuw, wind – die dit spectaculaire landschap heeft gevormd. Ze worden "Les Pierres Jaumâtres" genoemd.

Deze formaties inspireerden George Sand voor haar boek "Jeanne". Ze raadde aan om deze plek 's avonds te bezoeken, omdat het uitzicht op de Boussac-vallei bij zonsondergang schitterend is.

Jean-François Barailon, parlementslid voor Creuse, schreef een boek waarin hij alle legendes over deze locatie beschrijft. In 1927 werd de site geklasseerd op basis van de wet van 21 april 1906 betreffende de bescherming van natuurgebieden en monumenten van artistieke aard, waarmee het uitzonderlijke belang ervan werd erkend.

Volgens een lokale traditie waren hier vroeger warmwaterbronnen waar feeën (mâtres) kwamen baden en dansen. Maar het was natuurlijk verboden om daar na zonsondergang te komen. Een fee brak dit verbod en in haar woede liet de feeënkoningin de bronnen opdrogen en sloeg ze met haar hamer op de stenen, waardoor een chaotisch landschap ontstond. Na deze woedeaanval zou ze haar hamer hebben gegooid en gezegd hebben: "Waar mijn hamer valt, zal heet water stromen. » Zo ontstond het kuuroord Évaux-les-Bains, gelegen op 30 km afstand.

Elke steen van de Pierres Jaumâtres heeft zijn eigen verhaal... zelfs koning Arthur zou er doorheen zijn gelopen. Bij de rots van Teutates zou hij de dochter van de leider van de druïden hebben ontmoet, die prinses Tulla ter wereld bracht. Deze site staat vol met fascinerende verhalen, er is voor ieder wat wils.

Ik kan deze idyllische plek niet genoeg aanbevelen om er een middag met het gezin door te brengen. Waarom zou je niet net als Chopin en George Sand picknicken, een wandeling maken of elkaar verhalen vertellen? Het VVV-kantoor organiseert vertelmiddagen en biedt zelfs rondleidingen over de site aan.

En als kers op de taart is er een restaurant in de buurt waar je heerlijke pannenkoeken en ijs kunt eten. Wat kan ik nog meer zeggen? Laten we gaan!





Ce site est à la fois étrange et remarquable. D'immenses pierres parsèment le mont Barlot. Ces pierres ont toujours été là. Il ne s’agit pas de mégalithes, ni de menhirs d’anciens temps. Ici, c’est l’érosion – la pluie, la neige, le vent – qui a sculpté ce paysage spectaculaire. On les appelle les Pierres Jaumâtres.

Ces formations ont inspiré George Sand pour son livre Jeanne. Elle recommandait de visiter ce lieu le soir, car la vue sur la vallée de Boussac au coucher du soleil est tout simplement magnifique.

Jean-François Barailon, député de la Creuse, a rédigé un livre relatant toutes les légendes liées à cet emplacement. En 1927, le site a été classé sur la base de la loi du 21 avril 1906 relative à la protection des sites et monuments naturels à caractère artistique, reconnaissant ainsi son intérêt exceptionnel.

Une tradition locale raconte qu’autrefois, des sources d’eau chaude jaillissaient ici, où les fées (ou mâtres) venaient se baigner et danser. Mais, bien sûr, il était interdit d’y venir à la nuit tombée. Une fée enfreignit cet interdit, et dans sa fureur, la reine des fées tarit les sources et fracassa les pierres avec son marteau, créant ainsi ce paysage chaotique. Après cet accès de rage, elle aurait lancé son marteau en disant : « L’eau chaude jaillira là où mon marteau tombera. » C’est ainsi que serait née la station thermale d’Évaux-les-Bains, située à 30 km de là.

Chaque pierre des Pierres Jaumâtres a son histoire… même le roi Arthur serait passé par là. Près du rocher de Teutates, il aurait rencontré la fille du chef des druides, qui donna naissance à la princesse Tulla. Ce site regorge de récits fascinants, chacun y trouvera son compte.

Je ne saurais trop vous recommander cet endroit idyllique pour passer une après-midi en famille. Pourquoi ne pas pique-niquer comme Chopin et George Sand, se promener, ou encore se raconter des histoires ? Le syndicat d’initiative organise des après-midis contes et propose même une visite guidée du site.

Et cerise sur le gâteau : un restaurant se trouve à proximité, où l’on peut déguster de délicieuses crêpes et glaces. Que dire de plus ? Allons-y !


Plus d'infos: 

Pres de Boussac, les Pierres Jaumâtres

Les Pierres Jaumâtres 


vendredi, novembre 29, 2024

Hollandsche Rading

Un petit village niché dans la forêt et la lande, à proximité des étangs de Loosdrecht, Hollandsche Rading offre un attrait certain pour le tourisme. Apprécié pour ses randonnées, ses itinéraires cyclables et ses activités en plein air. Dès 1838, la fondation "Het Gooische Hotelplan" a entrepris de promouvoir la région du "Gooi en Vechtstreek" en créant le "Voetstappenpad", un sentier de randonnée de 25 kilomètres. Ce chemin, toujours connu, est jalonné de bornes en béton ornées d’empreintes de pied.


Hollandsche Rading se situe dans la province d’Utrecht, mais comme son nom l’indique, il marque la limite avec la province de "Noord-Holland", "Rading" signifiant "frontière". Cette particularité reste visible grâce aux bornes marquant la séparation entre les deux provinces, que l’on peut encore les observer aur la route.


Bien que ce village soit petit, avec environ 2 000 habitants (ce qui est modeste aux Pays-Bas, serait percus autrement en Creuse), il dispose d’une gare. Cette gare se trouve sur la ligne ferroviaire Utrecht-Hilversum, ouverte en 1885. Une anecdote locale raconte qu’un ancien directeur des NS (les chemins de fer néerlandais) aurait résidé dans le village, et que la gare aurait facilité ses déplacements, soulignant comment des personnalités influentes peuvent façonner des infrastructures, même aux Pays-Bas.

Le caractère frontalier du village se reflète dans la gare elle-même : ses quais traversent deux provinces. En prenant un train vers Utrecht, on se trouve en province d’Utrecht, tandis qu’un train en direction de Hilversum nous fait basculer en "Noord-Holland". Un autre élément distinctif de cette gare est l’utilisation de portails en béton pour les lignes aériennes, un choix technique lié à la reconstruction après la Seconde Guerre mondiale. Pendant le conflit, une grande partie des lignes ferroviaires néerlandaises fut bombardée, et la pénurie d’acier dans l’après-guerre obligea à utiliser des matériaux alternatifs comme le béton. Les portails en forme d’arc gothique spécifiques à la ligne Utrecht-Hilversum, sont uniques.


Hollandsche Rading a également été le foyer de plusieurs artistes notables. Adri Pieck (1919-1982), nièce du célèbre Anton Pieck (créateur du Sprookjesbos au parc Efteling), y vécut. Elle était une aquarelliste talentueuse, dessinant au pastel et peignant des paysages inspirés par la région du Gooi. 

Charles Weddepohl (1902-1976), sculpteur et peintre, y résida de 1937 jusqu’à sa mort. Il réalisa plus de 450 œuvres, dont certaines sont encore visibles dans le village. 


Ainsi, bien qu’il soit petit, Hollandsche Rading se distingue par son patrimoine naturel, historique et culturel.




Hollandsche Rading, een klein dorp gelegen vlakbij bos en heide en de Loosdrechtse plassen, is bekend bij toeristen. Het wordt gewaardeerd om zijn wandel-, fietsroutes. Al in 1838 spande de stichting "Het Gooische Hotelplan" zich in om de regio Gooi en Vechtstreek te promoten door het aanleggen van het "Voetstappenpad", een wandelpad van 25 kilometer. Dit pad wordt gemarkeerd door herkenbare betonnen markeringen versierd met voetafdrukken.


Hollandsche Rading ligt in de provincie Utrecht, maar markeert zoals de naam al doet vermoeden de grens met de provincie Noord-Holland, want "Rading" betekent "grens". Deze bijzonderheid blijft zichtbaar dankzij de palen die de scheiding tussen de twee provincies markeren, wat nog steeds langs de weg te zien is.


Hoewel dit dorp klein is, met ongeveer 2.000 inwoners, heeft het een treinstation. Dit station ligt aan de spoorlijn Utrecht-Hilversum, geopend in 1885. Een lokale anekdote vertelt dat in het dorp een voormalige directeur van de NS woonde en dat het station zijn reizen zou hebben vergemakkelijkt.  Het benadrukt hoe invloedrijke mensen de infrastructuur kunnen vormgeven, ook in Nederland.


Het grens karakter van het dorp komt tot uiting in het station zelf: de perrons zijn in twee provincies. Door de trein richting Utrecht te nemen, bevinden we ons in de provincie Utrecht, terwijl een trein richting Hilversum het perron is in Noord Holland. Een ander opmerkelijk element van dit station is het gebruik van betonnen bogen voor de bovenleiding, een technische keuze die verband houdt met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het conflict werd een groot deel van de Nederlandse spoorlijnen gebombardeerd en het tekort aan staal in de naoorlogse periode dwong het gebruik van alternatieve materialen zoals beton. Uniek zijn de gotische bogen die specifiek zijn voor de lijn Utrecht-Hilversum.


Hollandsche Rading kent verschillende kunstenaars. Daar woonde Adri Pieck (1919-1982), nichtje van de beroemde Anton Pieck (maker van het Sprookjesbos in de Efteling). Ze was een getalenteerde aquarellist, tekende met pastelkleuren en schilderde landschappen geïnspireerd door het Gooi. 

Charles Weddepohl (1902-1976), beeldhouwer en schilder, woonde er van 1937 tot aan zijn dood. Hij maakte ruim 450 werken, waarvan sommige nog steeds in het dorp te zien zijn. 


Hoewel Hollandsche Rading klein is, valt het dus op door zijn natuurlijke, historische en culturele erfgoed.



meer informatie: Online museum De Bilt